In de onderneming dient Arbobeleid ten aanzien van infectiepreventie gevoerd te worden. Infectiepreventie is zowel op de patiënten als op de medewerker gericht. In de RI&E dient in kaart gebracht te worden welke risico’s op het gebied van biologische agentia kunnen optreden en welke preventieve beschermende maatregelen getroffen zijn. Dit wordt in de regel vertaald in infectiepreventiebeleid waarin ook aandacht is voor bescherming van de medewerkers.
In de risico-inventarisatie worden, naast alle andere arbeidsrisico's, ook de biologische risico’s in kaart gebracht. Enerzijds betreft dit de risico’s verbonden aan bezoek en behandeling van patiënten die een besmetting bij zich dragen en anderzijds is dat de verwerking van bloed en andere materialen die besmet kunnen zijn.
Speciale aandacht is nodig voor epidemieën waarvoor crisisbeleid noodzakelijk is (zoals de recente COVID-19 pandemie). Aan de hand van de resultaten van de risico-inventarisatie worden oplossingen gekozen. Geschikte oplossingen zijn te vinden in deze Arbocatalogus.
In het plan van aanpak bij de RI&E geeft u aan welke oplossingen u kiest en wanneer de oplossingen ingevoerd worden. Gebruik de oplossingen vanuit deze website voor het opstellen van uw plan van aanpak.
Er zijn drie niveaus om risico’s van biologische agentia te beheersen:
- Preventie.
Het voorkomen van blootstelling aan biologische agentia met infectierisico. Daarbij kan gedacht worden aan hygiënemaatregelen en andere bronmaatregelen, technische (afzuiging, compartimentering) en organisatorische maatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Vaccinatie.
Het voorkomen van de nadelige gevolgen van besmetting.
- Postexpositie-profylaxe en behandeling
Maatregelen die men treft nadat er blootstelling is geweest om de nadelige gevolgen te beperken.
Het beleid na prik-, bijt-, snij- en spataccidenten met bloed en andere lichaamsvloeistoffen moet zijn vastgelegd in een protocol. De Landelijke Richtlijn Prikaccidenten van de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektenbestrijding (LCI) is maatgevend. Deze richtlijn is voor het laatst herzien in 2019 en wordt regelmatig geactualiseerd.
De richtlijn is gericht op mogelijke blootstelling aan HBV, HCV en HIV en is bedoeld voor alle artsen, verpleegkundigen, adviseurs infectiepreventie en overige hulpverleners die betrokken zijn bij de beoordeling van prikaccidenten. De richtlijn omvat onder meer een stappenplan op basis waarvan risico’s en noodzaak tot postexpositie profylaxe kunnen worden ingeschat.
Minimumvereisten
Het beleid inzake biologische agentia/infectierisico’s in de huisartsenpraktijk/-post en gezondheidscentra omvat minimaal:
- Een beschrijving van risico’s en te treffen beschermende maatregelen voor die risico’s (kans op blootstelling aan biologische agentia, de categorie waartoe deze behoren, de mate van blootstelling aan deze agentia);
- Een hygiëneprotocol dat zowel schoonhouden van werkruimte en materialen regelt als de persoonlijke hygiëne (inclusief gebruik beschermende middelen) in uiteenlopende situaties;
- Een noodprotocol voor situaties waarbij de medewerker mogelijk in contact gekomen is met een besmettelijk agens (Prik-, bijt-, snij- of spatincident;
- Een calamiteitenplan voor situaties waarbij er sprake is van (risico op) epidemieën/verspreiding van ernstige besmettelijke ziektes;
- Gezondheidsbeleid met aandacht voor risico-groepen: dit betreft het aanbod voor arbeidsgezondheidskundig onderzoek en vaccinatie daar waar dit aangewezen is en extra bescherming van jeugdigen en zwangeren.
- Een aanpak voor voorlichting en instructie waarin geborgd is dat medewerkers binnen een termijn van 1 maand na start van de werkzaamheden en voorts tenminste jaarlijks worden voorgelicht, alert gemaakt en geïnstrueerd met betrekking tot risico’s en de vereiste maatregelen om die risico’s tegen te gaan.
- Dit bevat tenminste:
a. de mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met biologische agentia, daarbij wordt extra gewezen op de risico’s voor de zwangerschap;
b. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen;
c. de te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met biologische agentia (prikaccidentenprotocol);
d. de bestaande hygiënische voorschriften;
e. het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen;
f. de mogelijkheid voor arbeidsgezondheidskundig onderzoek/-advies van bedrijfsarts en bepalen van immuunstatus respectievelijk aanbod van vaccinatie.
De voorlichting en instructie is praktisch en qua vorm en inhoud afgestemd op de doelgroep. Dit wordt na de voorlichting en instructie getoetst door vast te stellen of de deelnemers praktisch in staat zijn om de vereiste handelingen op een juiste wijze uit te voeren.
Deze onderdelen worden nader uitgewerkt in deze Arbocatalogus.